Arbeidskorting is een heffingskorting voor werkenden. De arbeidskorting wordt berekend over het arbeidsinkomen.
De arbeidskorting volgt uit artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 8.11 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Werkgevers houden bij de berekening van de loonheffing rekening met de arbeidskorting.
Andere heffingskortingen zijn bijvoorbeeld: algemene heffingskorting, inkomensafhankelijke combinatiekorting, heffingskortingen voor AOW-gerechtigden, jonggehandicaptenkorting, levensloopverlofkorting en heffingskorting voor groene beleggingen
Hoogte arbeidskorting
De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van leeftijd en arbeidsinkomen. Het al dan niet hebben bereikt van de AOW-leeftijd bepaalt welke schaal van toepassing is.
Maximum arbeidskorting 2021 (AOW-leeftijd nog niet bereikt)
Het maximum aan arbeidskorting indien de AOW-leeftijd over 2021 nog niet bereikt is, bedraagt € 4.205. Dit maximum wordt bereikt bij een arbeidsinkomen van € 35.653. Verdient u meer dan € 35.653, dan wordt de berekende arbeidskorting verminderd met 6 % van het arbeidsinkomen boven € 35.653. De arbeidskorting kan niet negatief zijn. Dit impliceert dat de arbeidskorting bij een arbeidsinkomen van € 105.737 volledig is afgebouwd.
Maximum arbeidskorting 2021 (AOW-leeftijd bereikt)
Het maximum aan arbeidskorting indien de AOW-leeftijd over 2021 bereikt is (of in 2021 bereikt wordt), bedraagt € 2.178. Dit maximum wordt bereikt bij een arbeidsinkomen van € 35.653. Verdient u meer dan € 35.653, dan wordt de berekende arbeidskorting verminderd met 3,105 % van het arbeidsinkomen boven € 35.653. De arbeidskorting kan niet negatief zijn. Dit impliceert dat de arbeidskorting bij een arbeidsinkomen van € 105.737 volledig is afgebouwd.
Wet inkomstenbelasting 2001 – Artikel 8.11. Arbeidskorting
- De arbeidskorting geldt voor de belastingplichtige die arbeidsinkomen geniet.
- De arbeidskorting bedraagt:
- 4,581% van het arbeidsinkomen met een maximum van € 463, vermeerderd met:
- 28,771% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 10.108, waarbij de som van de bedragen berekend op de voet van de onderdelen a en b niet meer bedraagt dan € 3.837, alsmede vermeerderd met:
- 2,663% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 21.835, waarbij de som van de bedragen berekend op de voet van de onderdelen a, b en c niet meer bedraagt dan € 4.205, en verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met:
- 6% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 35.652. Ingeval het arbeidsinkomen niet meer bedraagt dan € 35.652, bedraagt de arbeidskorting ten minste de volgens artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964 toegekende arbeidskorting ter zake van het loon dat wordt belast volgens de loonbelastingtabellen, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van die wet, maar maximaal het in de eerste volzin, onderdeel c, als tweede vermelde bedrag.